Het werken met arbeidsmiddelen introduceert risico’s. Naast vakmanschap, of het ontbreken daarvan, speelt ook de staat van onderhoud een grote rol. Net als de grenzen van het door de fabrikant beoogde gebruik en het feit dat werkgevers en werknemers soms ongemerkt in de rol van fabrikant treden door arbeidsmiddelen aan te passen waardoor er een nieuwe, niet door de fabrikant voorziene, functionaliteit of een nieuw gevaar wordt geïntroduceerd.
Het speelveld omtrent machineveiligheid, keuring en onderhoud is complex. De productveiligheid is vastgelegd binnen de Nederlandse warenwet, welke van toepassing is op particulieren en bedrijfsleven. Met het ontstaan van de Europese Unie en het vrije verkeer van goederen kwam ook de vraag naar geharmoniseerde normen. De zogenaamde CE richtlijnen (CE Directive). Bij het ontbreken van een Europese grondwet dient de CE richtlijnen verankerd te worden in de Nationale wetgeving. In Nederland is de verwijzing vastgelegd in de warenwet. Door deze verankering heeft de CE richtlijn een wettelijke status.
Zo verwijst de warenwet machines naar de machinerichtlijn. In de CE richtlijnen wordt verwezen naar gestandaardiseerde normen. Deze Europese normen (EN) worden geaccepteerd door het betreffende land. In Nederland worden het daarmee NEN-EN normen genoemd.
Bij het ontbreken van een CE richtlijn blijft de warenwet van kracht. Indien het product voldoet aan de gestelde CE richtlijn en de daaraan gekoppelde normen verklaart de fabrikant middels het aanbrengen van een CE merkteken en een verklaring van overeenstemming (Declaration of Conformity) dat het product veilig en geschikt wordt geacht. Een aantal producten, waaronder persoonlijke beschermingsmiddelen, dienen getoetst te worden door een Notified Body. Deze toetsing is alleen van toepassing op het ontwerp en/ of fabricage proces
De CE markering is daarmee van toepassing op de fabricage en het beoogde gebruik, maar niet op het daadwerkelijke gebruik dit valt onder verantwoordelijkheid van de werkgever die daar ook een aantal zaken bij in acht moet nemen, zoals te lezen is in het Arbobesluit hoofdstuk 7, artikelen 2 tot en met 5.
Hierbij geldt als uitgangspunt dat een arbeidsmiddel uit deugdelijk materiaal bestaat en een goede, veilige constructie heeft. Bij het plaatsen, bevestigen of inrichten moet er rekening gehouden worden met ongewilde gebeurtenissen zoals verschuiven, vallen, kantelen, beknelling, gegrepen worden maar ook ongewenst contact met spanningvoerende delen. Dit vraagt dus om een integrale beoordeling. Hierbij spelen ook factoren als verlichting en temperaturen een rol.
Verder is er in het Arbobesluit aandacht voor het afschermen van bewegende delen, de wijze van besturing, het veilig in werking kunnen stellen alsmede het kunnen stopzetten (incl.) de noodstopvoorziening. Medewerkers dienen voldoende deskundig te zijn bij repartie, onderhoud en keuren. Hiervoor kent men de termen Voldoende Onderricht Persoon en Vakbekwaam persoon.
Voor keuring en onderhoud geldt formeel dat de werkgever zelf op basis van de risicoklasse van het arbeidsmiddel, de gebruiksintensiteit en de gebruikscondities de keuringstermijn dient te bepalen. In veel gevallen zal een jaarlijkse frequentie onvoldoende zijn.
Gezien de complexiteit bestaan er veel misverstanden over het keuren van arbeidsmiddelen.
Onze QHSE partner Xander ten Dolle won de NVVK scriptieprijs met zijnMVK- afstudeerscriptie “Keuren van arbeidsmiddelen: Feiten en Fabels” Hij schreef daar een artikel over ten behoeve van de beroepsvereniging. De volledige scriptie vindt u hier.